Kant maakt in zijn kennisleer een onderscheid tussen enerzijds 'a priori en a posteriori oordelen' en anderzijds 'analytische en synthetische oordelen'.

Het eerste onderscheid betreft de oorsprong of bron van de kennis die we verwerven via het vormen van oordelen. A priori oordelen worden gevormd met het verstand als kennisbron en a posteriori oordelen met de natuur (in algemene betekenis) als kennisbron.

Analytische oordelen zijn louter verklarend, ze geven meer uitleg over reeds bestaande kennis (bv: een paard is een dier) terwijl synthetische oordelen de bestaande kennis verder uitbreiden (bv: water kookt op 100 °C).

Volgens de empiristen kunnen synthetische oordelen enkel a posteriori zijn, zij sluiten het bestaan van synthetische oordelen a priori uit, zie volgende twee citaten uit Wikipedia:

Kort samengevat kan men stellen dat het empirisme de synthetische oordelen a priori probeert te herschrijven tot synthetische oordelen a posteriori. Niets is dus oorspronkelijk aanwezig in het menselijk verstand en dit verstand kan het best begrepen worden als een onbeschreven blad (tabula rasa).
Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Empirisme#Inhoud

In tegenstelling tot het Brits empirisme was Kant er radicaal van overtuigd dat de moderne wetenschap wel degelijk zekere kennis kon geven, zelfs over toekomstige ervaringen. Hij geloofde in het bestaan van synthetische oordelen a priori. Waar Hume inductie verwierp als ongeldig - men kan niet uit een beperkt aantal waarnemingen, een wet formuleren die geldt voor alle gevallen - accepteert Kant het wel. De wetten van Newton blijken immers steeds weer te kloppen, ook bij nog niet eerder geteste voorwerpen.
Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Empirisme#Brits_empirisme

Soorten kennisverwerving cf Kant

  1. We maken onderscheid tussen kennis die algemeen geldig is voor zowel fictieve als reële objecten en kennis waarvan de geldigheid beperkt blijft tot de werkelijkheid, namelijk tot alles waarvan we weten dat het werkelijk bestaat.
  2. De werkelijkheid omvat enerzijds de fysieke of natuurlijke wereld en anderzijds de metafysische of bovennatuurlijke wereld, voor zover het bovennatuurlijke bestaat. Uit de evolutieleer volgt dat ons kenvermogen ontwikkeld is via de ervaringen van onze voorgangers, zodat onze kennis nooit verder kan reiken dan de natuurlijke wereld, waarin we ons tijdens ons leven bevinden.
  3. Kennis verwerven we door het vormen van oordelen. Kant verdeelde de soorten oordelen onder naar hun vorm (°) en inhoud. Naargelang hun vorm onderscheidde hij: a priori (verstand als bron) en a posteriori oordelen (natuur als bron), en naargelang hun inhoud: analytische (louter verklarend) en synthetische oordelen (verklarend en uitbreidend).
    (°) Vermits de term vorm niet duidelijk maakt dat het over de herkomst van de oordelen gaat, verkiezen wij de term kennisbron.
  4. Kant stelde dat we de werkelijkheid niet kunnen leren kennen zoals ze is (das Ding an sich) maar enkel zoals ze aan ons verschijnt. Wat betekent dat we enkel in de wiskunde exacte synthetische kennis kunnen verwerven.

Maar sedert de evolutietheorie van Darwin kunnen we stellen dat de kennisleer van Kant niet bruikbaar bleef:
Zijn bevinding dat synthetische oordelen a priori ook in de natuurwetenschap bestaan, steunde hij op de redenering dat kennis die voorafgaat aan ervaringen tijdens het leven van een organisme geen empirische kennis is maar een gevolg van aangeboren kenstructuren.
Nu weten we dat aangeboren kenstructuren toch een vorm van empirische kennis zijn namelijk als gevolg van ervaringen van voorouders, die hebben geleid tot overgeërfde vermogens.

Dit betekent dat het bewijs waarmee Kant aantoonde dat synthetische oordelen a priori ook in de natuurwetenschap bestaan, niet langer geldig is.

Gekoppelde stellingen

Er zijn nog geen gekoppelde stellingen

Gekoppelde artikels

Er zijn nog geen gekoppelde artikels

Er is nog geen overleg

Plaats een reactie


* Velden verplicht
Registreer nu of meld u aan zodat u niet telkens uw voornaam, naam en email hoeft op te geven