Navigeer vlug naar stelling:
-
Het plantenrijk en het dierenrijk zijn geëvolueerd uit één gemeenschappelijke voorouder (een eencellig micro-organisme) dat zich gans onderaan op de stamboom van het leven bevindt. Zie ook https://nl.wikipedia.org/wiki/Fylogenetische_stamboom#Naar_de_21ste_eeuw
Het grootste verschil tussen plant en dier is dat planten hun energie opwekken door fotosynthese. Planten zijn onder invloed van licht in staat om uit voedingszouten, mineralen, water en koolzuurgas hun eigen voedsel te maken. Dieren kunnen dat niet.
Bron: http://dier-en-natuur.infonu.nl/biologie/105110-dier-of-plant-is-de-mens-de-laatste-schakel.htmlAlleen in plantencellen vind je plastiden. Daarnaast bevatten uitgegroeide plantencellen een grote centrale vacuole, terwijl bij dierlijke cellen vacuoles in die vorm niet voorkomen. Een derde opvallend verschil is dat plantencellen omgeven zijn door een omhulsel, de celwand.
Bron: http://www.10voorbiologie.nl/index.php?cat=9&id=258&par=273De eerst geëvolueerde dieren noemen we 'dieren zonder zintuigen'. Hun gedrag is het resultaat van enkele louter fysiologische acties, waar de levenswil toe aanzet, en dus vergelijkbaar met het ‘gedrag’ van planten.
Gedragsmodel dieren zonder zintuigen
- Enkel het ‘intern gebeuren’ bepaalt de louter fysiologische acties en het gedrag van het diertje.
- Het extern gebeuren heeft geen invloed op het gedrag van het diertje maar het is er wel en kan dus wel invloed hebben op de ontwikkeling van het diertje.
- Deze diertjes gedragen zich anders naargelang de soort bv:
- Het gedrag van het pantoffeldiertje bestaat uit enkele elementen: het verplaatst zich met behulp van zijn trilharen waarbij het door zijn asymmetrische vorm ronddraait om zijn lengteas, het brengt met de trilharen ook voedseldeeltjes naar de orale groeve en het heeft twee alternerend kloppende vacuoles die zorgen voor een constante osmotische beweging van water van buiten naar binnen het lichaam.
Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Pantoffeldiertjes
- Terwijl de sponzen zich niet kunnen verplaatsen, omdat ze uit een buis bestaan waarvan één einde vastzit op de bodem. Ze hebben enkele soorten cellen, o.a. de kraagcellen die met een zweephaar het water naar binnen brengen en het voedsel verteren.
Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Sponsdieren
Bovenstaand diagram is een eigen maaksel omdat noch op Wikipedia noch in de literatuur vergelijkbare gedragsmodellen te vinden zijn. Zo'n diagram bestaat steeds uit een causale keten van acties, zie ook stelling 'Uitgangspunten S5'.
Alle later geëvolueerde dieren hebben hersenen nodig zodat ze kunnen bewegen en zintuigen gebruiken om voedsel te zoeken, te vluchten voor roofdieren, …
Bron: http://www.wtnschp.be/biologie/hebben-ongewervelde-dieren-zoals-insecten-en-weekdieren-ook-hersenen-en-kunnen-zij-daarmee-nadenken/Volgens bovenstaande bron, gaat de stap naar de daarna geëvolueerde dieren dus gepaard met het gelijktijdig ontstaan van ‘hongergevoel, zintuigen en primair verstand’ zonder dewelke er geen eigenlijk dierlijk gedrag mogelijk is.
Er is nog geen overleg
Plaats een reactie
-
S2 - Evolutie van dieren
De evolutie van dieren wordt gekenmerkt door de evolutie van hun eigenschappen. We rangschikken de diersoorten in functie van de evolutie van belangrijke nieuwe eigenschappen. Het ontstaan van zo’n eigenschap beschouwen we als een nieuwe evolutiestap. Zo komen we tot volgende rangschikking:
- Dieren zonder zintuigen, geëvolueerd uit een ééncellig micro-organisme, de voorouder van planten en dieren
- Dieren met zintuigen zonder wervelkolom
- Gewervelde dieren zonder bewustzijn
- Dieren met bewustzijn en beperkt verstand
- Vogels en zoogdieren
- Sociale zoogdieren
Het dierenrijk is een zeer divers rijk. Naar schatting zijn er momenteel zowat 2 miljoen soorten beschreven door de systematici maar men neemt aan dat er nog eens zo veel onbekende dieren zijn, voornamelijk in de tropische wouden en de diepzeeën. Regelmatig worden er nieuwe soorten ontdekt, niet alleen ongewervelden maar ook vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren. Ongeveer 80 % van alle bekende diersoorten behoort tot de stam van de geleedpotigen (o.a. insecten).
Alle gewervelde diersoorten maken deel uit van de chordadieren die, zoals onderstaand diagram aantoont, slechts een klein percentage vormen van de bestaande diersoorten.
Bron: https://www.natuurpunt.be/sites/default/files/images/inline/handboekng6_dieren_1.pdfEr is nog geen overleg
Plaats een reactie
-
De aanvaarding van Darwins’ evolutieleer leidt tot volgende inzichten:
- de mens is niet ontstaan uit een goddelijke scheppingsdaad maar geëvolueerd uit een mensaap
- de hersenen maken deel uit van het menselijk lichaam en zijn geëvolueerd uit de levenswil
- het verstand is een functie van de hersenen met het denken als actie
- de geestelijke activiteit bestaat dus niet als entiteit op zich maar is een actie van de hersenen die deel uitmaken van het sterfelijke lichaam
Evolutie van functies
- De tabel geeft een overzicht van de soorten biologische functies met hun onderlinge samenhang. De biochemische verklaring van hoe deze functies werken, wordt bestudeerd in de fysiologie. Het functioneren van organismen wordt bestudeerd in o.a. de ethologie (gedragsleer) en psychologie.
- De levenswil omvat de verzameling van psychische en fysische behoeften die aan de basis liggen van alle overige fysische en psychische functies. Organismen met een kenvermogen beschikken over een primair verstand waarmee zij kunnen ervaren of ‘leren kennen’ wat ze waarnemen en willen.
- Andere fysische functies bij de dieren zijn bv de bloedsomloop, het zenuwstelsel de stofwisseling en de functies van organen.
- Het is niet zo dat alle functies zijn geëvolueerd in de volgorde die de tijdsbalk aangeeft, daarom het +- teken. De psychische functies zijn bv niet na alle fysische geëvolueerd.
Het dualisme van Descartes dat de onsterfelijke geest als entiteit naast het sterfelijke lichaam veronderstelt, werd reeds betwist door baron d'Holbach (1723-1789) die vóór Darwin leefde.
Er is nog geen overleg
Plaats een reactie
-
S4 - Evolutie = voortplanting + overleving
Voortplanting- en overlevingsgedrag zijn samen bepalend voor de natuurlijke selectie of eliminatie van genen.
De voortplanting van organismen is nodig voor de reproductie van genen.
Variatie en mutatie tijdens het reproductieproces, verklaren hoe eigenschappen evolueren en hoe nieuwe soorten ontstaan.
Selectie verklaart hoe succesvolle individuen, groepen en soorten overleven ten koste van minder succesvolle.
Evolutie is voortplanting en overleving
- Elk gen staat in voor een bepaalde eigenschap van het organisme. Alle genen samen vormen het genoom en staan in voor het geheel van eigenschappen die erfelijk zijn vastgelegd. Het gedrag van het organisme (de genoomdrager) wordt deels door deze aangeboren eigenschappen bepaald.
- Genen worden geselecteerd of geëlimineerd op basis van hun code. De code van het volledige genoom staat in voor alle erfelijke eigenschappen van een organisme en bepaalt dus het erfelijk vastgelegd deel van het organismegedrag.
- De term overlevingsgedrag is minder misleidend dan overlevingsstrijd, omdat men onder strijd vooral de ‘strijd met andere organismen’ verstaat. Terwijl het in feite een strijd met de natuur is. Naarmate de evolutie gevorderd is, heeft deze ‘strijd met de natuur’ geleid tot de ontwikkeling van sociaal gedrag.
Er is nog geen overleg
Plaats een reactie
-
S5 - Fitness is het criterium waarop de natuur selecteert
Volgens Darwins’ evolutieleer hebben organismen met een grotere fitness dan soortgenoten meer kans om te overleven (survival of the fittest) en een eigenschap die fitness in belangrijke mate vergroot is het goed gevoel.
Het goed gevoel is geëvolueerd bij soorten met psychische gevoelens. Het geeft energie en is noodzakelijk voor de overleving want energie is een voorwaarde voor fitness. Een goed gevoel kan tijdelijk worden verdrongen door bv verdriet dat lusteloosheid i.p.v. energie veroorzaakt. Het is levensnoodzakelijk als basisgevoel: zonder goed gevoel, geen energie en geen fitness.
Fitnessverandering is de enige gebeurtenis die in een wetmatig verband staat met de selectie van genen. Enkel organismen en de grotere organische gehelen kunnen fitness realiseren en het voortbestaan van genen is daar louter een gevolg van.
In die zin is de theorie van Dawkins dat eigenschappen evolueren omdat dit in het belang is van de genen die ervoor coderen, een misvatting. Voor meer info zie artikel Evolutieleer en natuurlijke selectie.
Er is nog geen overleg
Plaats een reactie
-
Na de ontdekking van de landbouw zo’n 10 000 jaar geleden, is de menselijke soort vanuit haar natuurlijke situatie terechtgekomen in een culuurafhankelijke stuatie.
Landbouw ging gepaard met een plotse overvloed aan voedsel dat kon worden opgeslaan voor in moeilijke tijden, met als gevolg dat 'the struggle for life'-situatie wegviel.
Dit ontbreken van evolutie gaat zelfs gepaard met een zowel psychische als fysische degeneratie. Immers verschillen in ons genoom t.g.v. variaties en mutaties, blijven zich voordoen, maar schadelijke variaties of mutaties worden niet meer gefilterd, zodat de natuurlijke selectie van nuttige (naast onverschillige) variaties en mutaties gestopt is.
Er zijn wel nog uitzonderingen zoals de natuurlijke selectie van bvb lactosetolerantie.
Er is nog geen overleg
Plaats een reactie