Evolutie


  • Evolutie is voortplanting en overleving

    Evolutie is voortplanting en overleving.gif
    1. Elk gen staat in voor een bepaalde eigenschap van het organisme. Alle genen samen vormen het genoom en staan in voor het geheel van eigenschappen die erfelijk zijn vastgelegd. Het gedrag van het organisme (de genoomdrager) wordt deels door deze aangeboren eigenschappen bepaald.
    2. Genen worden geselecteerd of geëlimineerd op basis van hun code. De code van het volledige genoom staat in voor alle erfelijke eigenschappen van een organisme en bepaalt dus het erfelijk vastgelegd deel van het organismegedrag.
    3. De term overlevingsgedrag is minder misleidend dan overlevingsstrijd, omdat men onder strijd vooral de ‘strijd met andere organismen’ verstaat. Terwijl het in feite een strijd met de natuur is. Naarmate de evolutie gevorderd is, heeft deze ‘strijd met de natuur’ geleid tot de ontwikkeling van sociaal gedrag
  • Evolutie van functies

    Evolutie van functies.gif
    1. De tabel geeft een overzicht van de soorten biologische functies met hun onderlinge samenhang. De biochemische verklaring van hoe deze functies werken, wordt bestudeerd in de fysiologie. Het functioneren van organismen wordt bestudeerd in o.a. de ethologie (gedragsleer) en psychologie.
    2. De levenswil omvat de verzameling van psychische en fysische behoeften die aan de basis liggen van alle overige fysische en psychische functies. Organismen met een kenvermogen beschikken over een primair verstand waarmee zij kunnen ervaren of ‘leren kennen’ wat ze waarnemen en willen.
    3. Andere fysische functies bij de dieren zijn bv de bloedsomloop, het zenuwstelsel de stofwisseling en de functies van organen.
    4. Het is niet zo dat alle functies zijn geëvolueerd in de volgorde die de tijdsbalk aangeeft, daarom het +- teken. De psychische functies zijn bv niet na alle fysische geëvolueerd.
  • Evolutionaire herkomst van levenswil

    Evolutionaire herkomst van levenswil.gif
    1. Uit de evolutieleer volgt dat het bestaan van levende organismen verklaard kan worden door toevallige gebeurtenissen in combinatie met natuurwetten.
    2. Het onderscheid tussen niet organische moleculen en levende organismen is dat de laatsten beschikken over functies die per definitie functioneren, wat neerkomt op het aanzetten tot acties.
    3. De levenswil is eigen aan alle organismen en de eerste in een reeks die toeneemt in de mate dat de complexiteit van het organisme toeneemt. Zie voor meer info hierover het diagram ‘Evolutie van functies’.
  • Indeling dierenrijk

    Indeling dierenrijk  .gif
  • Lancetvisje, doorsneden

    Lancetvisje, doorsneden.gif
  • Menselijke neocortex

    Menselijke neocortex.gif
  • Soorten ervaring

    Soorten ervaring.gif
    1. Het kenvermogen is een voorwaarde voor dierlijk leven: alle dieren en uiteraard de mens hebben een kenvermogen. Ook het later geëvolueerde ‘gewoon verstand’ maakt deel uit van het kenvermogen, maar de acties van deze functie zijn geen ervaringen, zie begrip ervaring voor meer info. 
    2. De autonome acties van het kenvermogen worden altijd door het organisme ervaren. De ervaring is onbewust voor de lagere diersoorten en bewust voor de mens, sociale zoogdieren, vogels... .
    3. De huidige wetenschap kan het fysisch voelen enkel fysiologisch vaststellen aan de hand van de hersenactiviteit die er een gevolg van is, en dus enkel bij dieren met hersenen.
    4. Willen kan als fysiologisch fenomeen niet worden vastgesteld, voor meer info zie begrip fysiologie. Wat wetenschappelijk kan worden vastgesteld is functie van de stand van de wetenschap en kan uiteraard in de toekomst toenemen.
  • Soorten functies met hun acties

    Soorten functies met hun acties.gif
    1. De levenswil is de initiële functie met louter fysiologische acties, die alle organismen gemeen hebben. Ook planten hebben een levenswil maar enkel de mens en dieren hebben een kenvermogen.
    2. Dit medeweten is onbewust voor de lagere diersoorten en bewust voor de mens, de zoogdieren en de vogels.
    3. 'Voelen en waarnemen' kunnen als fysiologisch fenomeen worden vastgesteld, maar ‘willen’ niet, voor meer info zie fysiologie.
    4. De autonome acties van het kenvermogen worden altijd door het organisme ervaren. De lagere diersoorten ervaren deze acties onbewust, de mens, zoogdieren, vogels e.a. ervaren ze bewust.
  • The origins of religions

    The origins of religions.jpg